Zoals al enkele zondagen hebben we ook vandaag in het evangelie gelezen uit de zogenaamde Veldrede van Lukas, de parallel van de Bergrede bij MatteĆ¼s. Het zijn min of meer losse uitspraken van Jezus, die door de evangelist aan elkaar geregen zijn tot een soort toespraak. De samenhang is niet altijd even duidelijk, maar ieder afzonderlijk zijn ze belangrijk voor het christelijk leven. Laten we dan bij ieder van die onderdelen van het evangelie van vandaag even stil staan.
Kan soms de ene blinde de andere leiden. Hier wordt bedoeld: wie zelf blind is, wie zelf de weg van Jezus niet kent, niet ziet met het oog van Jezus, mag anderen niet terecht willen wijzen. Pas als de leerling ten volle gevormd is, zal hij iemand anders kunnen leiden. Wat betekent dat concreet voor ons: dat we voorzichtig moeten zijn met leiding geven en terechtwijzen van anderen. We kunnen dat alleen maar doen als we doorkneed zijn in het evangelie. We kunnen elkaar alleen maar aanspreken vanuit het volle evangelie. Als we maar gebrekkige kennis of beleving van het evangelie hebben maken we ongelukken, lopen we gevaar niet alleen onszelf maar ook de ander op dwaalwegen, in het ongeluk te voeren, vallen we beiden in de kuil.
Toch hebben we de neiging om blinde leiders te zijn. We zijn immers vaak blind voor onze eigen fouten. We hebben over het algemeen een tamelijk redelijke dunk van onszelf. Bij anderen zien we vaak de kleinste dingen en maken daar aanmerkingen over. Jezus spreekt dan over balk in ons eigen oog, het grote kwaad in ons eigen leven waar we langsheen kijken en het kleine kwaad, de splinter in het oog van de ander waar we opletten. Christenen moeten steeds zichzelf onderzoeken, eerlijk zijn ten opzichte van zichzelf in het licht van het evangelie en zich dan ontdoen van hun eigen zonde, zichzelf bekeren. Verbeter de wereld, begin met jezelf. Die oude spreuk van de bond zonder naam is de samenvatting van wat Jezus hier zegt.
Tot slot van het evangelie volgen er dan nog enkele uitspraken van Jezus over de buitenkant en de binnenkant van een mens. Die horen bij elkaar.
De daden van een mens maken duidelijk wie hij is. Als iemand zich christen wil noemen, dan zal aan zijn daden blijken of hij het werkelijk is. Aan de vruchten kent men de boom. Dat is wat de apostel Jakobus in zijn brief ook zegt: er zijn mensen die zeggen: ik heb het geloof. Maar als ze geen daden kunnen laten zien, dan zeg ik jullie: die mensen hebben geen geloof. Integendeel aan de hand van daden kun je het geloof van mensen bewijzen. Een geloof dat zich niet uit in daden van Godsliefde en mensenliefde; een geloof dat geen zelfverloochening en gehoorzaamheid kent; een geloof dat zich niet uit in gebed, in eredienst, in het onderhouden van de geboden en bovenal de naastenliefde is dood. Men kent een boom aan zijn vruchten.
Tenslotte: waar het hart vol van is, loopt de mond van over. Aan hoe een mens zich uit, kun je zien wat er leeft in zijn hart. Aan een gelovig christen moet je kunnen merken in zijn woorden en daden, dat hij vol is van Christus, dat de heilige Geest leeft in zijn hart.
Medechristenen, het zijn hele praktische uitspraken vandaag in het evangelie. Ze blijven heel dichtbij ons, bij ons eigen leven. Ze manen tot steeds weer zelfonderzoek, tot bescheidenheid, tot in overeenstemming brengen van de binnenkant en de buitenkant van ons leven. We kunnen daar allemaal heel ons leven mee vooruit, maar zeker ook in de komende veertigdagentijd. Want zonder voortdurende bekering zijn we blind voor onze eigen fouten, is ons hart te weinig vervuld van de heilige Geest en brengen we nog teveel slechte vruchten voort. Amen.