Als je om je heen kijkt in de wereld van vandaag, dan lijkt alsof het merendeel van de gelovigen zich nauwelijks onderscheidt van hen die niet geloven. Recente onderzoeken tonen aan dat de meeste katholieken er dezelfde moraal op nahouden als de niet-gelovigen. Het leven wordt veelal niet bepaald door wat God of de kerk voorhoudt, maar door wat men doet. Toch zegt men te geloven. Waarin onderscheidt zich eigenlijk nog een katholieke school van een openbare? In het gunstigste geval wordt er aan de grote christelijke feesten enige aandacht besteed. Waarin onderscheidt zich de KRO van andere omroepen? Er zijn af en toen religieuze programma’s, maar bij de andere programma’s sta je geregeld weer verbaasd, hoe een katholieke omroep zoiets kan brengen. Het geloof werkt blijkbaar niet door in de keuze van de programma’s en de manier waarop ze gebracht worden. De conclusie die je hieruit kunt trekken is dat veel katholieken hun geloof hebben verloren of bezig zijn het te verliezen. Immers als het geloof je leven niet meer verandert, als ongelovigen niet meer zeggen: hè wat een gekke mensen, dan is het niet veel meer met je geloof. Natuurlijk hebben de tijdgenoten van Abraham dat ook van Abraham gezegd: wat een gekke vent. Die verruilt een zeker bestaan te midden van zijn stamgenoten voor een onzekere toekomst in een land dat hij nog niet eens kent. En waar doet hij het allemaal voor. Hij heeft niet eens een zoon. Ze lachten met de beloften van God waarin Abraham geloofde. Dat kan toch niet. Maar dank zij zijn geloof kreeg Abraham zijn land, kreeg Abraham zijn zoon en wordt hij ons vandaag door de Hebreeënbrief voorgehouden als het grote voorbeeld van geloof. De eerste lezing uit het boek van de wijsheid verplaatst ons naar de paasnacht in Egypte. Daar viert het slavenvolk het paasmaal, het bloed van het lam aan de deurposten gesmeerd, omdat ze geloven in de beloften van God, dat Hij hen die nacht uit Egypte zal leiden. Wat zullen de Egyptenaren gezegd hebben. Die gekke Israëlieten, ze denken zeker, dat ze weg kunnen komen. Ze vertrouwen op hun God, maar wij hebben de zaak stevig in de hand. Maar het pakt anders uit. Die nacht moet farao zwichten en vertrekt Israël uit Egypte.
Hoe komt het nou, dat gelovigen anders zijn dan ongelovigen; dat ze andere dingen doen, die ongelovigen niet begrijpen en waar ze mee lachen? De Hebreeënbrief zegt het ons: het geloof overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen. Wat God beloofd is niet zichtbaar, niet direct tastbaar. Het geloof maakt je zeker van die beloften. Je leeft ernaar en je leeft ernaartoe zoals Abraham en het Joodse volk. Dat verandert je leven. Christenen geloven in de beloften van Christus, in de beloften van het komend Rijk, van het hemels koninkrijk, van het eeuwig bruiloftsmaal. Jezus wijst de weg daarheen, een bepaalde manier van leven. Dat geloof moet invloed hebben op je leven, je omgaan met mensen, je huwelijk, op wat je wel en niet kunt doen, op je vreugde, op je ziek zijn, op je sterven. En natuurlijk zeggen ongelovigen dan: die zijn gek, wat maken het die zich moeilijk, wat leven die bekrompen. Immers die niet geloven, leven bij de tijd. Ze hebben niets anders dan het nu en misschien nog morgen. Gelovigen zijn zeker van de toekomst. Zij kiezen in het nu voor de smalle weg naar die toekomst, de lendenen omgord en de lampen brandend. Jezus spoort ons aan zo te leven, dat je klaar bent voor die eeuwige toekomst, als die wellicht plotseling aanbreekt. We moeten als christenen niet bang zijn anders te leven dan anderen, die opgaan in deze wereld; we moeten niet bang zijn Christus en zijn Kerk te volgen, ook al lacht de wereld ons uit. Zij vertrouwen op de zichtbare dingen, wij vertrouwen met Abraham, met het volk van Israël, met de kleine kudde van Jezus op God en zijn beloften. Amen.