bij: Jes. 60, 1-6 en Ef. 3, 2-3a.5-6 en Mt. 2. 1-12
Wijsheid en dwaasheid worden in de bijbel nogal eens tegenover elkaar gesteld. En dan heeft wijsheid niets te maken met menselijke geleerdheid, met diep kunnen nadenken, met alleen maar je verstand gebruiken. Verschillende malen lezen we in het oude testament: het begin van de wijsheid is de vreze des Heren. Wijsheid begint daar waar een mens eerbied heeft voor God. Wie een luisterend oor heeft voor Gods stem en de wil heeft dit woord in zijn leven te integreren, die is op weg naar de wijsheid. Ons menselijk kennen alleen is maar stukwerk. Uit onszelf weten we maar heel beperkte dingen en al denkend over de belangrijke dingen van ons leven kunnen we tot heel verkeerde conclusies komen. Mensen die dat doen komen nooit tot ware wijsheid. Ze kunnen met al hun menselijke geleerdheid gemakkelijk tot dwaasheid vervallen. Zo hebben we bv in onze Westerse samenleving sinds de 17de eeuw de overheersende stroming van het rationalisme. Die rationalisten hechten alleen maar betekenis aan het verstand en aan wat proefondervindelijke bewezen kan worden. Het is een methode die in de exacte wetenschappen en in de techniek zijn succes bewezen heeft. Maar de fout die men maakt is dat men dat denkpatroon op heel het menselijk denken overdraagt. Men zet God en zijn openbaring als het ware tussen haakjes. Want die openbaring kan niet proefondervindelijk bewezen worden. Men herleidt de openbaring tot menselijk denken, tot menselijke wijsheid. Voor rationalisten kan God niet ingrijpen in zijn schepping, zijn wonderen menselijke verdichtsels, kan God geen mens worden, is een maagdelijke geboorte onmogelijk en is de verrijzenis van Christus een gedachte van de eerste christenen om uit te drukken dat zijn werk doorgezet moest worden. Christendom wordt dan een soort humanisme met als goeroe Jezus. Dit rationalisme is sterk aanwezig in onze samenleving en is zelfs in het hart van de kerk doorgedrongen. Gereformeerde theologen zoals den Heijer en Kuitert en ook Nico ter Linden, die de laatste jaren met hun boeken uitgebreid de pers hebben gehaald, zijn vertegenwoordigers van die stroming. Voor den Heijer bestaat er geen offerdood van Christus aan het kruis en was Hij een menselijke revolutionair. Voor Kuitert bestaat er geen openbaring maar komt alles wat in de bijbel staat van onderop, vanuit de mensen. Voor hem is Jezus niet de Zoon van God maar de mens door wiens beweging de ene God van Israël aan heel de wereld bekend geworden is. Voor Nico ter Linden was de Bijbel een verhalenboek dat, zeker als het wonderverhalen vertelt, geen directe realiteit bevat, maar verhalen met een moraal. Ook katholieke theologen als Schillebeekcx en Küng gaan in die richting. Dit soort al te menselijke redeneringen, die Gods ingrijpen uitsluiten, noemt de Bijbel dwaasheid. De kern van de bijbelse wijsheid is het aanvaarden van Gods openbaring, van het feit dat God zich in onze wereld, soms op onverwachte en onvermoede wijze, manifesteert.
We vieren vandaag niet feest van het menselijke denken, dat in zichzelf genoeg zou zijn. We vieren het feest van de Openbaring des Heren, van het feit dat God zich als een reddende en bevrijdende God openbaart in Jezus Christus. Dat Hij zijn bevrijdende waarheid toont in het kind in de kribbe, in de man op het kruis, in de opgestane Heer. Hij openbaart dat hier de waarheid is waarop het verstand oriënteren. Echte theologie is daarmee geen kennis over God die met het verstand begint, met menselijk redeneren, maar die begint met het aanvaarden van Gods openbaring en daarover met het verstand gaat nadenken, met alle eerbied die ons eindige verstand voor het goddelijk mysterie dient te hebben.
Ware wijsheid is wat de wijzen uit het oosten doen. Ze waren wetenschappers van die tijd. Ze bestudeerden de loop van de sterren. Maar het was voor hen geen gesloten systeem. Ze verlangden naar de ware wijsheid, de openbaring Gods. Zo bestudeerden ze de sterren en stonden daarom open voor het teken dat hen naar God zou brengen. Ze verstonden het teken en knielden neer voor het Kind in de kribbe. Ze aanvaardden hem als hun Koning in het aanbieden van het goud; ze vereerden Hem als hun God in het aanbieden van de wierook; en ze erkenden zijn verlossend sterven in het geschenk van de mirre. Ze stonden open voor Gods openbaring; ze aanvaardden die en ontvingen de ware wijsheid. Ze traden immers binnen in Gods waarheid, die groter is dan ons mensenverstand. De schriftgeleerden in Jeruzalem, de theologen van die tijd, kenden de Schrift van a tot z, en keken waarschijnlijk neer op vreemde heidenen uit het oosten, maar zij zijn ondanks hun geleerdheid dwaas, omdat ze de tekenen niet verstaan en niet durven te knielen voor het kind van Bethlehem.
Medechristenen, de schittering van de waarheid, de echte wijsheid begint niet bij menselijke redeneringen, niet bij theologen en wetenschappers maar bij God, die zich openbaart in Christus. Wijzen zijn zij, die in die waarheid geloven en neerknielen voor het geheim van de Christus in ons midden. Amen.