Op de achtste dag van het Kerstfeest, de octaafdag vieren we de persoon die bij de menswording van Gods Zoon een sleutelrol speelde: zijn moeder Maria. We vieren haar vandaag onder de titel “Moeder Gods”; op het eerste gezicht een vreemde titel want hoe kan God die van eeuwigheid bestaat nu een sterfelijke, geschapen moeder hebben? Maria heeft die titel ontvangen als resultaat van een geloofsstrijd in de vroege Kerk toen men steeds preciezer ging nadenken over wat het betekende dat Jezus de Zoon van God was. We zijn dan rond het jaar 400. Nestorius, de patriarch van Constantinopel, leerde in prediking en geschrift dat er in Jezus twee personen waren: een goddelijke en een menselijke persoon. Maria was alleen de moeder van de menselijke persoon. Ze kon dus alleen “Moeder van Christus” genoemd worden. Cyrillus van Jeruzalem en met hem veel bisschoppen onder wie ook paus Celestinus waren van mening dat Nestorius te veel een scheiding maakte in Christus. Zij betoogden dat er weliswaar twee naturen waren in Christus, een goddelijke en een menselijke natuur, maar dat die verenigd werden in de ene persoon van de God mens. Nestorius was niet overtuigd en in 421 werd een oecumenisch concilie bijeengeroepen in Efeze. Op dit Concilie van Efeze werd plechtig verklaard als behorend tot het katholieke geloof dat de ene persoon Jezus Christus twee naturen had, de goddelijke en de menselijke natuur. Bijgevolg werd Maria door het Concilie van Efeze plechtig uitgeroepen tot Moeder van God omdat ze moeder was van de Godmens Jezus Christus. Na het Concilie van Efeze werd in Rome de beroemde basiliek van Santa Maria Maggiore gebouwd, een van de 4 grote pauselijke basilieken. De titel “Moeder Gods” is Maria’s belangrijkste titel.
Op de achtste dag, de octaafdag van het Kerstfeest vierde de Kerk voor de liturgiehervorming van Vaticanum II het feest van de besnijdenis des Heren. Dit klinkt nog door in het evangelie vandaag waar gesproken wordt over de besnijdenis van Jezus op de achtste dag na zijn geboorte. Door de besnijdenis werd een kind aan God toegewijd en werd het lid van het uitverkoren volk. In het lichaam droeg het voortaan het merkteken mee dat het God toebehoorde, dat het een kind was van het verbond. Bij de besnijdenis hoorde het geven van de naam. Moet in onze tijd een naam leuk of exotisch klinken, zonder dat men vaak de betekenis ervan kent – zo die al bestaan; in Jezus’ tijd was de naam een levensprogram, een devies waarmee je door je ouders het leven in gestuurd werd. Jezus betekent: God redt. Dat was de taak van Jezus zoals de engelen aan de herders hadden aangekondigd: Hij zou zijn volk redden van hun zonden. Hij is gekomen zoals Paulus aan de Galaten schreef: om ons vrij te maken zodat wij de rang van zonen kregen. Hij is gekomen om ons tot Gods kinderen te maken, tot erfgenamen van de belofte.
Op de achtste dag, de octaafdag van Kerstmis vieren wij in onze burgerlijke maatschappij Nieuwjaar. We sluiten een jaar af en beginnen een nieuw jaar Onzes Heren. Als christenen willen we dat doen onder de zegen van God. De zegenformule uit het oude testament, de zegen van Aäron hebben we in de eerste lezing gehoord: De Heer moge u het komende jaar zegenen en behoeden! De Heer moge de glans van zijn gelaat over u spreiden en u genadig zijn. De Heer moge zijn gelaat naar u keren en u vrede schenken.
Zo zijn we hier vanavond/morgen samen om zegen af te smeken over onszelf, onze gezinnen, onze parochie.
We doen dat op voorspraak van de Maagd en Moeder Gods Maria, die zo nauw verbonden is met Hem die onze Redder is en van wie Jezus, onze Redder, op het kruis zegt: “zie daar uw moeder” en die zelf voortdurend naar Jezus wijst en net als op de bruiloft van Kana zegt: doe maar wat Hij u zeggen zal.
Zo gaan we met vertrouwen het nieuwe jaar in, in de liefde van Christus, onder de bescherming van de Moeder Gods. Amen.